Het is inmiddels eind maart, dus mijn ‘groene jaarlijst’ is nu bijna drie maanden oud. Ik merk een verandering van hoe ik in mijn hobby sta. Daarover zo meer, maar laten we beginnen bij het begin.

Net als veel vogelaars hou ik een Nederlandlijst bij met alles wat ik binnen onze landsgrenzen gezien heb. Daarnaast hou ik nog een wereldlijst (voor de vakanties) en een tuinlijst bij. En ieder jaar hou ik bij wat ik in dat jaar heb gezien. Nu heb ik voor een vogelaar misschien een bescheiden lijst (nog geen 300 soorten in NL, jaarlijsten rond de 220), maar maakte ik toch regelmatig wat kilometers die een niet-vogelaar niet zou maken. In het nareizen van nieuwe soorten merkte ik bij mezelf steeds vaker gewetenswroeging. Spectaculair hoor, zo’n schreeuwarend. Maar is de kans dat je hem te zien krijgt (want zekerheid heb je nooit) die twee uur rijden waard? En dan heb ik het niet over tijd of geld, maar over CO2-uitstoot. Zoveel mogelijk van de Nederlandse natuur zien, ten koste van het klimaat? Die tegenstrijdigheid deed bij mij de balans steeds vaker omslaan naar ‘nee’. Tripverslagen van vogelaars uit de randstad die bij het eerste berichtje in de auto springen om naar Ameland te rijden voor een mogelijke waarnemening van een Amerikaanse Zee-eend las ik steeds vaker met een diepe zucht. Een bevriende vogelaar houdt een ‘eeuwige maandlijst’ bij en reed twee keer in een week naar Zuid-Limburg om een waterspreeuw éérst in maart en vervolgens in april te kunnen scoren. Dat vind ik gekkenwerk, maar was wat ik deed wel zoveel anders? Hoe bescheiden dan ook, ik pushte mezelf wel om steeds meer vogelsoorten per jaar te zien. Ik hield lijstjes bij met wat ik dat jaar nog niet gezien had, en plande tripjes daaromheen. En dat terwijl er helemaal niemand is die er wat om geeft hoeveel vogelsoorten ik wanneer gezien heb, anders dan ikzelf.

De groene jaarlijst bood uitkomst. De regels voor zo’n groene jaarlijst zijn vrij eenvoudig. Iedere vogelsoort die je gezien hebt zonder een druppel fossiele brandstoffen te gebruiken mag erop. Sommige vogelaars hanteren nog een 10 km radius rond huis, of maken het zichzelf moeilijk door alleen te wandelen. Ik tel alles wat ik vanuit huis, wandelend of fietsend heb gezien of gehoord. Het gaf me de motivatie om te focussen op de omgeving dichterbij huis, zonder CO2-uitstoot. Ik had vanwege omstandigheden (jonge gezin, werk, studie, knieblessure) al snel besloten dit jaar ‘relaxed’ aan te gaan pakken: gewoon je dagelijkse dingen doen en vanaf daar zien wat je wel (en niet) ziet. Eerst maar eens rustig verkennen wat er mogelijk is in deze buurt. Nu woon ik in het buitengebied, met vrij uitzicht én naast de bosrand, dus is er ook tijdens rondjes met de hond of tijdens het tuinieren genoeg te zien. Januari eindigde ik met 49 soorten. Februari deed ik één fietstochtje om een bonte kraai te zien en eindigde op 63 vogelsoorten. Ik zit inmiddels op 76. Met een bescheiden hoeveelheid tijd en zonder uitgewerkt plan om bepaalde soorten te zien vind ik het zelf niet onaardig.

Bonte kraai

Die bonte kraai is wel een mooi voorbeeld om te illustreren hoe het bijhouden van zo’n lijst bij mij tot gedragsverandering heeft geleid. Een bonte kraai is in Nederland een vrij zeldzame wintergast. Hier in de regio overwintert er steeds één, op dezelfde akkers ergens in de polder op een kleine 20 km bij mijn huis vandaan. In oktober 2019 reed ik ernaartoe met de auto, om hem te scoren voor mijn NL-lijst. Een paar maanden later, begin januari, ging ik weer met de auto, voor de jaarlijst van 2020. Dit jaar ging ik op de fiets. Zo mag ik hem tenminste tellen voor mijn groene jaarlijst.

Ook de beleving van het zien van zo’n beest nadat je er een uur naartoe bent gefietst is ook een stuk anders dan dat je hem ‘weer even’ ziet vanuit het autoraampje. De wind, de kou op je gezicht, het afspeuren van de polders, het maakt dat je thuiskomt met een ander en meer voldaan gevoel. Eenzelfde tocht maakte ik dit weekend, naar de Maashorst, mijn ‘lokale’ natuurgebied. Ieder jaar overwintert daar de klapekster. Normaal een ritje van 20 minuten met de auto. Nu een fietstocht van een uur, maar zag ik onderweg wél mooi een groene specht en hoorde ik een geelgors.

Ik merk dat ik bewuster door mijn eigen omgeving loop. Daardoor valt de continue verandering in de natuur ook veel meer op. Sijsjes die in januari nog vooral aan het roepen waren, begonnen in februari te zingen. Nu zijn ze weg, terug naar broedgronden in het noorden. Witte kwikstaart, kievit en scholekster zijn weer terug op de weilanden rond ons huis. Doordat mijn areaal een stuk kleiner is geworden, worden niet-alledaagse vogels ook weer bijzonder. De grote lijsters op het weiland bijvoorbeeld, of de goudvink in het bos. Of de groenling: een algemene vogel, toch? Maar niet in de eerste maanden van het jaar, blijkbaar. Mijn eerste zag ik pas half maart!

En soms moet je geluk hebben. Een keep in je tuin of een opvliegende houtsnip op een zaterdags wandelingetje door het bos. En het feit dat je ze mag bijschrijven op je groene jaarlijst, dat maakt het nog net even ietsje meer bijzonder.

Keep (bleek geringd in Noorwegen!)

Kortom, het bevalt me eigenlijk prima zo. Zonder zelf-opgelegde druk, gewoon ontspannen kijken naar alles wat er in de buurt zit. Op plekken komen waar ik nog nooit eerder ben geweest, met de ogen en oren open. Ik kijk nu al uit naar het voorjaar. Spotvogels, blauwborst en sprinkhaanzanger, die moet ik hier op fietsafstand toch ook wel kunnen vinden? En vind ik weer een fluiter? En wat levert de tuin nog op, zou ik ook dit jaar weer een overvliegende rode wouw of een visarend zien?

De start is in ieder geval veelbelovend, met als absoluut hoogtepunt een groep kraanvogels op een zonovergoten zaterdagochtend, zacht trompetterend laag over de tuin… daar kan zelfs een schreeuwarend niet tegenop.

EDIT: O ja, voor wie de lijst wil zien, iedere toevoeging zet ik in dit draadje op Twitter: https://twitter.com/StevenGeurts/status/1477252350356209664.